DE
PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
In overweging genomen hebbende, dat - met het oog op de economische
ontwikkeling van Suriname - het wenselijk is nieuwe regels vast te
stellen inzake het havenwezen, onder meer met betrekking tot het
instellen van de rede Corantijn en de rede Apoera, alsmede het kunnen
aanpassen van de tarieven op een
doelmatige
wijze.
Heeft,
na goedkeuring door de Raad van Ministers, vastgesteld het navolgende
decreet:
HOOFDSTUK
I
Algemene bepalingen
Artikel
1
1.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
-
Minister: Minister van Openbare Werken en Verkeer;
-
Gezagvoerder: hij, die gezag uitoefent op een vaartuig
bestemd voor de zeevaart of
kustvaart;
-
Schipper, hij, die gezag uitoefent op een vaartuig
bestemd voor de binnenvaart;
-
Schepen: alle vaartuigen hoe genaamd en van welke
aard ook.
2.
Voor de toepassing van dit decreet wordt mede verstaan onder:
-
Havenmeester: de Onderhavenmeester zo deze hem
vervangt;
-
Gezagvoerder: degene die de gezagvoerder vervangt;
-
Schipper: degene die de schipper vervangt.
Artikel
2
I.
Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:
-
Rede van
Paramaribo:
dat deel van de Surinamerivier,
dat besloten ligt tussen de lijn getrokken van de monding der
Sluiskreek langs de zuidzijde van de Mahonielaan op de linkeroever,
naar de monding der Sluiskreek te Meerzorg op de rechteroever, en de
lijn getrokken van de monding der Sluiskreek uitmondende in de
Surinamerivier 312 m. benoorden het noordpunt van de Bacovensteiger op
de linkeroever in de richting rechtwijzend oost tot waar deze lijn de
rechteroever snijdt;
-
Rede van Nieuw Nickerie:
dat deel van de Nickerierivier, dat besloten ligt tussen het
snijpunt van de Oostelijke grenslijn van plantage
“Margarethenburg” waar deze de linkeroever snijdt in de richting
rechtwijzend noord tot waar deze lijn de rechteroever snijdt en het
snijpunt van de westelijkc grenslijn van plantage “Waterloo” opde
linkeroever in de richting rechtwijzend noord tot waar deze lijn de
rechteroever snijdt;
-
Rede Corantijn:
de westelijke begrenzing
de lijn die de oevers van de oostzijden van het Lang eiland en het
Slangeneiland alsmede het Oostelijk gelegen eiland van de “Drie
Zusters” verbindt;
de zuidelijke begrenzing
het zuidelijkste punt van het meest oostelijk gelegen eiland van de
“Drie Zusters” in de richting rechtwijzend Oost tot waar deze de
Surinaamse oever snijdt;
de oostelijke begrenzing
de hoogwaterlijn van de Surinaamse oever tussen het snijpunt van de
lijnen die de noordelijke en de zuidelijke begrenzing vormen;
de noordclijke begrenzing
de lijn getrokken van het noordelijkste punt van het Lange-eiland tot
de linkeroever van de Thomaskreek;
-
Rede van Apoera
dat deel van de Corantijnrivier, dat besloten ligt tussen de lijn
getrokken van de aanlegsteiger te Washabo aan de rechteroever in de
richting rechtwijzend west en de lijn getrokken van de kreek bezuiden
Apoera in de richting rechtwijzend west tot waar deze lijnen de
hoogwaterlijn aan de linkeroever snijden;
-
Rede van Albina
dat deel van de Marowijnerivier, dat besloten ligt tussen de
lijnen getrokken van de linkeroever van de Anjoemarakreek in de
richting rechtwijzend oost en de lijn getrokken van de
steenslagsteiger te Papatamkondre in de richting rechtwijzend oost tot
waar deze lijnen de grenslijn tussen Suriname en Frans Guyana snijden;
-
Steigers
-
Alle in de openbare wateren aangelede met de
oever verbonden werken waaraan
schepen kunnen meren, ten anker gaan of
op andere wijze aanleggen tot het doen in-
of ontschepen van personen en het laden of
lossen van goederen
-
Van de steigers als bedoeld onder 1 zijn
uitgezonderd, de zich in de openbare
wateren bevindende met de oever verbonden
loopplanken of dergelijke inrichtingen van zeer
eenvoudige constructie, welke uitsluitend dienen
tot gebruik voor het landen met kleine roei- of
zeilvaartuigen en die krachtens vergunning van de
betrokken Districts- Commissaris zijn aangelegd.
-
Voor de toepassing van dit decreet wordt mede verstaan onder:
REDE:
Alle in het riviervak van een rede uitmondende en bevaarbare
openbare wateren die in open verbinding
staan met dat riviervak en die niet in open verbinding staan, tot aan
het werk dat die open verbinding verhindert.
Bevoegd
gezag
Artikel
3
-
Het Hoofd van de Dienst Scheepvaart treedt op als
Havenmeester van Paramaribo en wordt in de uitoefening van zijn
functie bijgestaan en zo nodig vervangen door de Onderhavenmeester.
-
Indien de Minister geen havenmeester in een district aanstelt
treedt de betrokken Districts-Commissaris alszodanig op.
Beroep
Artikel
4
De
belanghebbende, die bezwaar heeft tegen een beslissing, welke te
zijnen aanzien ter Uitvoering van dit decrect is genomen, kan binnen
dertig dagen nadat deze hem is medegedeeld, schriftelijk bij de
Minister in beroep komen.
HOGFDSTUK
II
Voorschriften betreffende het toezicht bouwen, slopen, opruiming
en onderhoud van werken
Artikel
5
Met
het toezicht op een rede en de handhaving van de bepalingen van dit
decreet alsmede met het innen ten behoeve van Staatskas van de
krachtens de bepalingen van dit decrect verschuldigde vergoedingen
is de betrokken Havenmeester belast.
Artikel
6
-
Gezagvoerders of schippers van schepen, die binnen een rede
ten anker willen gaan of aan de wal willen meren, doen zulks ter
plaatse door of vanwege de betrokken Havenmeester telkens daarvoor
aan te wijzen.
-
In afwachting van de aanwijzing als in het eerste lid bedoeld
is de gezagvoerder of schipper verplicht zijn schip ten anker te
doen gaan op een zodanige plaats dat in geval van rondzwaaien
tengevolge van verandering van de stroom of windrichting de
veiligheid van het scheepvaartverkeer niet in gevaar wordt gebracht.
-
De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is niet vereist
voor gezagvoerders of schippers van schepen die:
-
behoren aan of gecharterd zijn door vennootschappen, rederijen of
bijzondere personen en merende aan steigers, vaste
boeien, duc d’alven die aan hen
toebehoren, bij hen in gebruik of beheer zijn;
-
ankeren of
meren aan door de betrokken Havenmeester daarvoor
aangewezen vaste ligplaatsen of steigers.
Artikel
7
-
De gezagvoerder of schipper van een schip die daarmede aan
enige aan de Staat toebehorende, mede voor gebruik door
particulieren bestemde steiger meert of daarbij aanlegt om
passagiers te doen in- of ontschepen, of goederen te lossen of te
laden, is verplicht een vergoeding voor het gebruik van die steiger
en van de zich eventueel daarop bevindende laad- en losinrichtingen,
te betalen.
-
De vergoeding als in het eerste lid bedoeld, bedraagt voor
vaartuigen met een netto inhoud van:
-
50
register ton
f. 25.-
-
50, doch
minder dan 500 register ton
f. 50.-
-
500, doch minder dan 1500 register ton
f. 75.-
-
1506, tot
en met 2000 register ton
f. 100.-
-
Voor elke 1000 register ton of
gedeelte daarvan boven 2000 zal nog een bedrag van f. 15- in
rekening worden gebracht.
-
Van de betaling van de vergoeding als in het eerste lid
bedoeld zijn vrijgesteld:
-
gezagvoerders of schippers van schepen, die voorzien zijn van een
Surinaamse zeebrief en uitsluitend gebruikt worden
voor het verrichten van vaste diensten tussen
in Suriname gelegen plaatsen;
-
gezagvoerders
of schippers van in Suriname geregistreerde vissersschepen;
-
gezagvoerders of schippers van openschepen met een draagvermogen van
minder dan 30 register
ton;
-
gezagvoerders of schippers van dekschuiten met een maximum draagvermogen
van minder dan 75 ton van 1000 kg.
Artikel
8
-
De gezagvoerder of schipper van een schip die daarmede door
een aan de Staat toebehorende schutsluis wil varen, dient daarvoor
een vergoeding te betalen.
-
De vergoeding als in het eerste lid bedoeld bedraagt voor:
-
vaartuigen met een inhoud van 20 m³ of
minder
f. 3.-;
-
vaartuigen met een inhoud van meer
dan
20m³ doch minder dan 50 m³
f. 10.-;
-
vaartuigen met een inhoud van 50 m³,
doch minder dan 100 m³
f. 20.-;
-
vaartuigen met een inh6ud van 100 m³ of meer voor elke 20 m³ of gedeelte
daarvan boven de 100 m³ wordt nog .f. 5.- in
rekening gebracht;
-
voor houtvlotten al of niet bevestigd aan drijvers per blok
f. 0,25.-;
-
vaartuigen zijnde, korjalen, uitgeholde boomstammen al of niet geboeid of
gebouwd naar de vorm van uitgeholde
boomstammen al of niet overdekt tot een maximum
lengte van 12 meter en een maximum breedte van 1,35
m.
Artikel
9
-
Gezagvoerders of schippers van schepen. die de Surinaamse wateren
bevaren zijn verplicht een bakengeld alsmede een vergoeding voor de
geloste als van de ingenomen lading, te betalen.
-
Het bakengeld bedraagt f. 0,15 (VIJFTIEN CENT) per netto
register ton of gedeelte daarvan.
-
De vergoeding voor de geloste en of ingenomen lading bedraagt
f.0.55 (VIJF EN VIJFTIG CENT) per ton
of gedeelte daarvan.
-
De in het derde lid bedoelde vergoeding wordt berekend per
gewichtston van duizend kilogram of per maatton van
kubieke meter, al naar gelang de vrachtberekening naar de
maatstaf van gewichts- dan wel maatton plaatsvindt.
-
Bij een aaneengesloten verblijf van een buitenlands schip in de
Surinaamse wateren van langer dan veertien dagen worden de
vergoedingen in het derde lid van dit artikel vermeerderd met f. 0,10
(TIEN CENT) per netto register ton van het vaartuig voor elke
tijdsperiode van veertien dagen of gedeelte daarvan.
-
Schepen die voor het eerst Suriname aandoen en niet van een
erkende meetbrief zijn voorzien worden alhier aan een meting
onderworpen.
Artikel
10
Van
de vergoeding als bedoeld in het vorige artikel op de ingenomen dan
wel geloste lading zijn vrijgesteld, gezagvoerders van oorlogsschepen.
Artikel
11
-
Voor het hebben van een vaste boei, een duc d’alve, meerpaal,
steiger of een ander waterwerk in de openbare wateren, is vergunning
van de betrokken Havenmeester vereist.
-
De te betalen recognitie voor de werken als bedoeld in het eerste lid,
bedraagt:
a.
binnen de Rede van Paramaribo f. I.- (EEN GULDEN) per M² en
b.
daarbuiten f. 0,50 (VIJFTIG CENT) per M²;
-
Bij de vergunningsaanvraag dient tevens het betreffende
bouwplan en een situatie-tekening ter goedkeuring te worden
bijgevoegd.
Artikel
12
Eigenaars,
gebruikers of beheerders van niet aan de Staat Suriname toebehorende
steigers, vaste boeien, duc d’alven of een ander waterwerk hebben,
zonder dat daarvoor enige vergoeding, wordt betaald toe te staan dat
daarvan naar hun bestemming in geval van nood gebruikt wordt gemaakt
door gezagvoerders of schippers van schepen die aan de Staat
toebehoren.
HOOFDSTUK
III
Aanschrijving
tot het treffen van voorzieningen
Artikel
13
De
Havenmeester is belast met het toezicht op de plaatsing en op de staat
van ouderhoud van de zich in de openbare wateren bevindende aan
anderen dan aan de Republiek Suriname toebehorende steigers, vaste
boeien, duc d’alven en of andere waterwerken.
Hij is bevoegd de belanghebbende aan te schrijven om binnen een
door hem te bepalen termijn de door hem aan te geven voorzieningen te
treffen.
Artikel
14
-
Onverminderd de op te leggen straffen bij overtreding van een
der bepalingen van dit decreet of ter uitvoering daarvan vastgestelde
besluiten is de betrokken Havenmeester, na vooraf aan belanghebbende
een redelijke termijn te hebben gegeven om alsnog te verrichten,
hetgeen hem ingevolge een nader omschreven aanduiding nodig wordt
geacht, bevoegd de nodige voorzieningen voor rekening van de
aangeschrevene te doen treffen.
-
De kosten hierdoor veroorzaakt worden de belanghebbende onder
bijvoeging van een specificatie vanwege de betrokken Havenmeester door
een met controle belaste ambtenaar van de dienst Scheepvaart betekend;
zij zijn invorderbaar bij parate executie.
HOGFDSTUK
IV
Andere
verplichtingen van de gezagvoerder of schipper
Artikel
15
-
De gezagvoerder of schipper van een binnenvarend of ter rede
liggend schip is verplicht alle door de Havenmeester of door hem aan
te wijzen ambtenaren verlangde inlichtingen te geven, de aan boord
bevindende scheepspapieren tonen alsmede de gestelde vragen naar
waarheid te beantwoorden.
-
Ingeval de gezagvoerder vertrekt of poogt te vertrekken zonder
het vereiste verlof te hebben verkregen,
moet de Havenmeester hen zulks beletten of doen beletten, zo nodig met
behulp van de sterke arm.
De kosten hierdoor veroorzaakt, alsmede die van bewaking van het schip
moeten door de gezagvoerder of schipper voor zijn vertrek worden
voldaan; zij worden de betrokkene onder bijvoeging van een
specificatie vanwege de betrokken Havenmeester door een met controle
belaste ambtenaar van de dienst Scheepvaart betekend; zij zijn
invorderbaar bij parate executie.
-
De kosten worden berekend krachtens de Uitvoerwet 1940
(G.B.
1940 No. 175), met dien verstande dat, zo niet van de diensten van
ambtenaren of beambten wordt gebruik gemaakt, voor de diensten te
verrichten door voor dit doel aan te wijzen niet-ambtenaren het
dubbele zal zijn verschuldigd van de bedragen bij bovengenoemde wet
als vergoeding voor te verrichten diensten is bepaald.
-
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op
gezagvoerders of schippers van oorlogsschepen, openschepen en van
schepen bestemd voor de visserij.
Artikel
16
De
gezagvoerder of schipper wiens schip schade heeft toegebracht aan
eigendommen van de Staat of van particulieren, is verplicht hiervan zo
spoedig mogelijk kennis te geven aan de betrokken Haven- meester.
Artikel
17
-
Het is verboden in openbare wateren, ballast, afvalstoffen en
afgekeurde goederen overboord te werpen.
-
Hetzelfde geldt voor het overboord pompen van
olie, oliehoudend ballastwater of oliehoudend lenswater.
Artikel
18
Alle
schepen die de Surinaamse wateren binnenvaren zijn verplicht de
Surinaamse vlag, hun natievlag en eventueel hun kantoorvlag te voeren.
Artikel
19
Bij
brand aan boord van een schip is de gezagvoerder of schipper verplicht
onmiddellijk de meerplaats te verlaten, tenzij er geen gevaar voor
andere schepen of waterwerken bestaat.
Artikel
20
Wanneer
een schip in openbare wateren een anker verliest, moet de gezagvoerder
of schipper hiervan zo spoedig mogelijk kennis geven aan de betrokken
Havenmeester. De plaats
dient daarbij door middel van peilingen zo nauwkeurig mogelijk te
worden aangegeven.
Artikel
21
Het
is verboden in openbare wateren, tenzij in geval van nood enig schip
of wrak tegen de wal te zetten of onbeheerd te laten liggen,
zonder vergunning van de betrokken Havenmeester.
Artikel
22
-
Wanneer een schip gezonken is, is de gezagvoerder of schipper
of de eigenaar verplicht het op aanzegging van de betrokken
Havenmeester op te ruimen binnen de daarbij te stellen termijn.
-
Blijft hij hierin nalatig, dan geschiedt de opruiming vanwege
de Staat op kosten van belang- hebbende.
-
De hierdoor ontstane kosten worden ingevorderd op de wijze
zoals aangegeven in artikel 1 laatste lid.
-
Voor eventuele schade, ontstaan bij het uitvoeren der
werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, is
de Staat niet aansprake lijk.
Artikel
23
-
De gezagvoerder of schipper van een ter rede komend schip is
voor zoverre en voor zolang de eisen van
het veilig varen zich daartegen niet verzetten verplicht op de eerste
aanzegging te stoppen en medewerking te verlenen opdat de Havenmeester
of door hem aangewezen ambtenaren het schip veilig kunnen betreden.
-
Ingeval de gezagvoerder of schipper niet terstond gehoor geeft
aan een aanzegging als in het eerste lid bedoeld kan hij na te zijn
gewaarschuwd tot nakoming daarvan gedwongen worden, zo nodig met
behulp van de sterke arm en onverminderd de straf op de overtreding
gesteld.
HOOFDSTUK
V
Strafbepalingen
Artikel
24
Met
een geldboete van ten hoogste f. 500.- of hechtenis van ten hoogste
drie maanden worden gestraft:
-
de gezagvoerder of schipper
die met zijn schip op een andere plaats ten anker gaat of op een
andere plaats
aan wal meert dan hem is aangewezen of in afwachting van een zodanige
aanwijzing - op een ander plaats dan in artikel 6 tweede lid is
aangegeven;
-
de gezagvoerder of schipper aan wie een plaats voor zijn schip
is aangewezen, die zonder daartoe verkregen toestemming en zonder
noodzaak, met dit schip van ligplaats veranderd;
-
de gezagvoerder of schipper die een bevel tot verandering van
ligplaats door of vanwege de Havenrneester gegeven, niet of niet
voldoende nakomt;
-
de gezagvoerder of schipper die zonder daartoe bevoegd te zijn
of zonder daartoe verkregen toestemming van de eigenaar of
rechthebbende meert aan of gebrulk maakt van een steiger, duc
d’alve, meerpaal of een ander waterwerk;
-
de gezagvoerder of schipper die niet of in onvoldoende mate
voldoet aan enig verzoek als bedoeld in artikel 15.
Artikel
25
Met
een geldboete van ten hoogste f. 500.- wordt gestraft de gezagvoerder
of schipper die op eerste aanmaning
door of vanwege de betrokken Havenmeester gedaan het bedrag als
bedoeld bij artikel 7 en hetbedrag als bedoeld bij artikel 10 in
voorkomende gevallen niet voldoet.
Artikel
26
Met
een geldboete van ten hoogste f. 1000.- (DUIZEND GULDEN) of hechtenis
van ten hoogste zes maanden worden gestraft:
-
de
gezagvoerder of schipper of eigenaar, die de artikelen 20, 23 of 24
overtreedt;
-
de
gezagvoerder of schipper die niet, of niet tijdig voldoet aan een
aanzegging als bedoeld in artikel 24
van dit decreet.
Artikel
27
Met
een geldboete van ten hoogste f. 1000.- (DUIZEND GULDEN) wordt
gestraft:
-
hij die de artikelen 17, 18, 19 en 21 overtreedt;
-
hij die een steiger, boei, duc d’alve of een ander
waterwerk heeft binnen de openbare wateren zonder in
het bezit te zijn van de daartoe vereiste vergunning of in
afwijking van de in die vergunning gestelde voorwaarden;
-
hij die binnen de gestelde termijn niet of niet behoorlijk
voldoet aan een aan hem gedane aanschrijving;
-
hij, die enig gebruik als bedoeld bij artikel 12 van dit
decreet belet, belemmert, of verijdeld.
Artikel
28
De
in dit decreet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als
overtredingen.
Artikel
29
-
Hij die een vergunning als in dit decreet bedoeld bezit, is
verplicht deze vergunning aan elke persoon belast
met/of bevoegd tot het opsporen van overtredingen krachtens dit
decrect op eerste aanvraag ter inzage te tonen.
-
Met het opsporen van overtredingen krachtens dit decrect zijn,
behalve de in artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering
genoemde ambtenaren, belast de Havenmeester en de daartoe aangestelde
ambtenaren.
HOOFDSTUK
VI
Slotbepalingen
Artikel
30
-
De tarieven die in dit decreet zijn vastgesteld kunnen door de
Minister, na overleg met de Minister van Financiën,
worden gewijzigd.
-
De Minister kan ter uitvoering van dit decreet nadere regels
vastleggen.
Artikel
31
-
Bij de inwerkingtreding van dit decreet vervalt de
“Havenwet” (G.B.
1948 No. 155).
-
Dit decreet, dat als “Decreet Havenwezen 1981” kan worden
aangehaald, wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname bekend
gemaakt.
-
Het treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van
zijn bekendmaking,
Gegeven
te Paramaribo, de 24ste juni 1981.
H.R. CHIN A SEN.
Het
Militair Gezag,
D.D. BOUTERSE.
De
Minister van Openbare Werken
en Verkeer,
M.N. ATAOELLAH.
De
Minister van Financiën,
A.E. TELTING.
De
Minister van justitie
en Buitenlandse Zaken,
H. NAARENDORP.
Uitgegeven
te Paramaribo, de 24ste juni 1981
De Minister van Binnenlandsc Zaken,
Distriktsbestuur en Milieubeheer,
F.J. LEEFLANG.
NOTA
VAN TOELICHTING
Met
het decreet wordt in de eerste plaats beoogt de terminologie van de
regels inzake het havenwezen in overeenstemming te brengen met het
huidige spraakgebruik.
Een
tweede doel is de tarieven die in de Wet van 18 maart 1916 (G.B. no.
64, geldende tekst G.B.
1958 No. 154) zijn vastgelegd aan te passen.
Tevens
wordt de mogelijkheid geschapen om de tarieven voortaan bij
beschikking van de Minister te wijzigen.
In
verband met de economische ontwikkeling in Suriname is het nodig
geweest enkele nieuwe reden in te stellen.
Deze
zijn:
a. de Rede
Corantijn:
deze aanlegplaats zal o.a. dienen om de landbouwproducten. die na de
totstandkoming van het Corantijnkanaal-project zullen worden verbouwd,
af te voeren.
b.
de Rede Apoera:
de rede Apoera is ingesteld met het oog op
het vervoer van in het bijzonder grondstoffen uit het West-Suriname
gebied. Het is nodig
geweest de naam van de dienst Haven- en Loods-wezen te wijzigen in
dienst Scheepvaart.
Aan
het Hoofd van deze dienst zal staan een hoofd, dat optreedt als
havenmeester van Paramaribo.
Hierdoor zal er geen verwarring meer ontstaan wanneer deze
functionaris in het internationale verkeer
Suriname moet vertegenwoordigen.
De
Havenmeester in het buitenland heeft een beperktere bevoegdheid.
In
de districten zullen de districts-commissarissen mede tot taak hebben,
de uitoefening van de functie van
havenmeester, tenzij het bevoegd gezag in verband met de
ontwikkelingen in het district het nodig acht een
afzonderlijke functionaris te benoemen en te belasten met
scheepvaartzaken.
Er
is ook gebruik gemaakt van de gelegenheid om in dit decreet een
wettelijke basis te geven aan de vergoedingen die betaald moeten
worden door gezagvoerders of schippers die gebruik maken van aan de
Staat toebehorende schutsluizen.
De
Minister van Openbare Werken en Verkeer,
M.N. ATAOELLAH.
De
Minister van Financiën,
A.E. TELTING.
De
Minister van justitie en
Buitenlandsc Zaken,
H.H. NAARENDORP.
|